top of page
Zoeken
Kemal Rijken

Links, stop met deze polariserende manier van oppositie voeren (NRC, opinie)

Na de schok van de rechtsruk op 22 november heeft de linkse oppositie de tactiek van de rechts-populisten overgenomen, maar zo’n aanpak doet meer kwaad dan goed, aldus Kemal Rijken.


De dag voor het debat over de regeringsverklaring liet Frans Timmermans geen misverstand bestaan over zijn houding ten opzichte van het nieuwe kabinet. „Wij hebben vanaf het begin van de formatie geen enkele PVV-voordracht van een informateur gesteund, ook niet voor de formateur. Ik zal consistent zijn in mijn opstelling en dan moet je afwachten waar dat vandaag toe leidt”, zei de GroenLinks-PvdA-leider tegen de Volkskrant. Tijdens het debat diende hij een motie van wantrouwen in tegen PVV-ministers Marjolein Faber (Asiel en Migratie) en Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp).


Hoewel beide bewindspersonen amper een dag in functie waren, vond Timmermans dat zij onvoldoende afstand hadden genomen van omstreden uitspraken uit het verleden. De motie haalde geen meerderheid. Ook zei hij in de Volkskrant geen „gaten” te gaan „dichtfietsen” – hij zou, kortom, harde oppositie gaan voeren tegen het nieuwe kabinet. Als extra hulp voor Oekraïne bijvoorbeeld geen steun zal krijgen van de PVV-fractie, kunnen andere coalitiepartijen niet bij GroenLinks-PvdA aankloppen, zo liet hij weten. Partijpolitiek komt daarmee voorop te staan, zelfs als dat bijvoorbeeld Oekraïners of anderen zou schaden.

Angst en woede

De houding van Timmermans is typerend voor het patroon op links sinds de verkiezingen van 22 november. In plaats van het eigen electoraal succes te vieren en met een positief verhaal te komen, richtte GroenLinks-PvdA de pijlen op rechts en organiseerden lokale afdelingen demonstraties tegen Wilders waar – in de populistische traditie – angst en woede jegens de tegenstander werden aangezwengeld. In het nieuwe jaar richtte de partij haar vizier ook op de drie andere formerende partijen: zij konden niets meer goed doen.

D66 ging er na 22 november eveneens met gestrekt been in. Partijleider Rob Jetten sprak op het voorjaarscongres van „de ruk naar extreemrechts” en „haatzaaiers die hele bevolkingsgroepen uit willen sluiten van hun rechten als Nederlander”. Dat de formerende partijen een rechtsstaatsverklaring hadden ondertekend waarin ze beloofden zich aan de Grondwet en de democratische rechtsstaat te zullen houden, deed niet ter zake. „Wij laten ons niet in slaap sussen”, zei Jetten, eraan toevoegend: „Dat er normale politici zijn die daar ruimte aan geven is buitengewoon zorgwekkend.”

Ook in het debat over de regeringsverklaring ging het bar weinig over inhoudelijke plannen en visies maar werd er voornamelijk op de man gespeeld. Premier Dick Schoof kreeg rake klappen van GroenLinks-PvdA en D66, partijen waarvan we gewend zijn dat ze een nieuwe minister-president na zijn aantreden eerst constructief benaderen. Het debat liet zien dat de methode van Wilders – op de man spelen, negatief framen en moties van wantrouwen indienen – reeds is overgenomen door links. Zo verhardt de discussie en nemen tegenstellingen toe.


Buiten politiek Den Haag hadden linkse politici hun hakken eveneens al in het zand gezet: de Amsterdamse GroenLinks-wethouder Rutger Groot Wassink stapte op als voorzitter van de asielcommissie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten omdat hij überhaupt weigerde samen te werken met dit rechtse kabinet, dus óók als wethouder. Na ophef en kritiek kwam hij op dat laatste terug.


Iedereen mag zijn eigen mening hebben, maar het is uiteraard wel de toon die de muziek maakt. Het organiseren van demonstraties tegen de verkiezingsuitslag, het aanwakkeren van angst en woede jegens de tegenstander, het op de man spelen in plaats van op de inhoud, het dreigen om niet samen te werken met democratisch verkozen bewindslieden: het verdient geen schoonheidsprijs.


In plaats van constructieve oppositie lijkt er gekozen te zijn voor populisme, confrontatie en het vergroten van tegenstellingen: eigenschappen die links traditioneel juist rechts verwijt. Deze Amerikaanse stijl van politiek bedrijven is on-Nederlands. Al eeuwen drijft ons succes immers op consensus en compromissen. Juist nu er een hoofdlijnenakkoord ligt en een zogenaamd extraparlementair kabinet is aangetreden, zou er constructieve oppositie moeten zijn. De christelijke partijen gaven vorige week het goede voorbeeld. Zij waren kritisch op Schoof en zijn mensen, maar zeiden nadrukkelijk hen te willen beoordelen op de inhoud en hun daden.


Eigen visie


Linkse partijen zouden er goed aan doen om constructief oppositie te voeren op de inhoud. Dat kan met een eigen visie die kiezers op een positieve manier aanspreekt. Waarom heeft de linkse oppositie bijvoorbeeld nog geen progressief hoofdlijnenakkoord gemaakt? In de traditie van GroenLinks kan de fractie van Timmermans tegen Prinsjesdag met een eigen begroting komen, onder meer om met coalitiepartijen zaken te doen op vrije kwesties – thema’s waarover geen afspraken staan in het hoofdlijnenakkoord.


Constructieve, kritische oppositie voeren op de inhoud is van belang om verharding en tegenstellingen tegen te gaan en de middenweg weer te vinden. Juist daar hebben Nederlanders behoefte aan. Steeds vaker hoor je dat mensen zich zorgen maken over polarisatie in de politiek, media en samenleving. Met elkaar van mening verschillen mag – dat hoort bij de ideeënstrijd van een democratische samenleving – maar we moeten voorkomen dat Nederland verwordt tot een confrontatiemaatschappij waar mensen zich in hun eigen kamp terugtrekken en elkaar niet meer ‘vinden’. Alle partijen dragen daar verantwoordelijkheid in, ook de oppositiepartijen.






16 weergaven0 opmerkingen

Comments


bottom of page