Kemal Rijken schreef een geschiedenis van het moderne rechts-nationalisme in Europa, en toont hoe rechtse partijen langzamerhand voet aan de grond kregen.
Op 29 maart 1986 kwamen afgevaardigden van de Centrumpartij (CP) en de afgesplitste Centrumdemocraten (CD) bijeen in Kedichem, in een poging zich met elkaar te verzoenen. Antifascistische radicalen kregen er lucht van en trokken, gewapend met knuppels, koevoeten en rookbommen, naar hotel Cosmopolite waar de geheime conferentie van de rechts-nationalisten zou plaatsvinden. Hun protest liep uit op een drama: het hotel vloog in brand, vermoedelijk door een rookbom, en fikte volledig af. Bij hun ontsnappingspogingen raakten verschillende CP’ers en CD’ers gewond. Wil Schuurman, de secretaresse van CD-voorman Hans Janmaat, verloor zelfs haar been.
Dit relaas, waarmee Eigen volk van Kemal Rijken opent, is tekenend voor hoe er in de jaren tachtig en negentig in Nederland tegen rechts-nationalistische politiek werd aangekeken. Ik herinner me nog goed hoe ik zelf in 1994 als scholier woest stond te protesteren bij het Amsterdamse stadhuis tegen de installatie van een viertal gemeenteraadsleden van de CD. Aan mijn zijde trof ik destijds klasgenote Annabel Nanninga – die heel wat jaren later een van de bekendste gezichten van het Forum voor Democratie zou worden. Zelf heb ik me nooit bekeerd tot het rechtse kamp, maar niettemin kijk ik met flink wat gêne terug op die tijd. Het is immers een van de basisprincipes van de vrijheid van meningsuiting dat zij juist moet gelden voor degenen wier ideeën je verwerpelijk vindt. Vrijheid van meningsuiting die alleen opgaat voor opvattingen waar je het mee eens bent, ís geen vrijheid van meningsuiting.
Gerommel
In Eigen volk schetst Rijken de geschiedenis van de opkomst van nationalistisch-rechtse partijen in Europa, in pak ’m beet de afgelopen veertig jaar. Daarbij zoomt hij in op een negental landen: Nederland, België, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Frankrijk, Denemarken en Groot-Brittanië. Dat is een grote greep, maar die pakt zeker in de eerste helft van het boek goed uit. Wie het dagelijkse nieuws een beetje bijhoudt, zal weinig verrassends aantreffen, maar door de chronologische en gedetailleerde aanpak, waarbij telkens van land naar land geschakeld wordt, ontstaat een coherent beeld.
Met die grensoverschrijdende aanpak laat Rijken zowel belangrijke verschillen tussen de diverse Europese rechts-nationalisten zien, als hun overeenkomsten. Neem alleen al de extreme tegenstand die zulke partijen lange tijd ondervonden vanuit de gevestigde orde. Toen in Oostenrijk in 1999 Jörg Haider met zijn FPÖ toetrad tot het kabinet, volgden er Europese sancties. In België werd na de grote doorbraak van het Vlaams Blok van Filip Dewinter, eind 1988, het beruchte cordon sanitaire ingesteld. Ook in Nederland heerst, terecht of niet, nog altijd smetvrees om te regeren met partijen als de PVV of het FVD.
Niettemin is het nationalistisch-rechtse partijen op den duur gelukt voet aan de grond te krijgen met hun standpunten over immigratie, de gevaren van de islam en het verlies van nationale soevereiniteit in een almaar machtiger wordende Europese Unie. Soms leidde dat tot regeringsdeelname, of in ieder geval gedoogsteun aan een minderheidskabinet. Vaak zie je ook dat gevestigde partijen na verloop van tijd rechts-nationalistische standpunten overnemen, zij het doorgaans in afgezwakte vorm.
Hakenkruisvlaggen
Eigen volk is daarnaast ook een encyclopedie van politiek amateurisme. Vrijwel alle besproken partijen kennen een lange geschiedenis van gerommel binnen de eigen gelederen, en dat heeft niet zelden te maken met ongewenst extremisme. Ai, daar blijkt weer een vooraanstaand lid in zijn studententijd nazi-liederen te hebben gezongen. Oef, daar staan weer sympathisanten te zwaaien met hakenkruisvlaggen. En o, moest onze geachte collega nu werkelijk de loftrompet steken over Anders Breivik in dat interview? En is onze beoogde lijsttrekker werkelijk een Holocaust-ontkenner? Het is bijna dwangmatig, in ieder geval structureel. Daar zit Jörg Haider weer een sigaar te roken met Saddam Hoessein, daar drinkt Filip Dewinter thee met Bashar al-Assad – en moest Thierry Baudet nou echt vijf uur lang achter gesloten deuren dineren met rassenideoloog Jared Taylor? Op den duur wordt het allemaal wat te veel.
De tweede helft van het boek handelt hoofdzakelijk over de afgelopen tien jaar, en je ziet dan dat de gebeurtenissen nog niet gefilterd zijn door de geschiedenis. Er is nog geen afstand, en misschien was het sterker geweest als Rijken ergens een eindmoment had gekozen, want nu dendert zijn geschiedenis maar voort tot het moment van het ter perse gaan van zijn boek, en sindsdien is er ook al weer heel veel gebeurd.
Wat bijdraagt aan het gevoel van oeverloosheid, is dat Rijken zich vooral tot de vele feiten beperkt en zich over het algemeen van analyse en eigen visie onthoudt. Dat blijkt alleen al uit zijn keuze voor de term ‘rechts-nationalisme’ en niet: ‘extreem-rechts’, ‘populistisch-rechts’ of ‘fascistisch’.
Die niet-veroordelende houding heeft zonder meer voordelen, al was het maar dat hij daardoor heel wat kopstukken uit de Europese rechts-nationalistische hoek te spreken heeft gekregen, zoals Alexander Gauland, Filip Dewinter, Umberto Bossi, Nigel Farage en Jean-Marie Le Pen.
Comments